Bij baggerwerken t.h.v. een nieuwe kabel- en leidingbundel doorheen een kanaal, kwam plots een staalkabel naar boven en nadien was aan het wateroppervlak ook een PE-buis zichtbaar. Het vermoeden ontstond dat het een buis van die bundel betrof en dat mogelijk ook schade aan andere leidingen van die bundel was ontstaan.
Waren de baggerwerken te diep en/of lag(en) de leiding(en) van de bundel ondieper dan voorzien?
Welke was de aangewezen herstellingsmethode? De enige mogelijkheid bleek uiteindelijk de zog. horizontaal gestuurde boring (Horizontal Directional Drilling oftewel HDD) die daar voor de 1e keer werd toegepast op het Europese vasteland in de branche van de ondergrondse kabels en leidingen.
Voor beslechting van de zaak stond passage langs de rechtbank reeds snel in de sterren geschreven.
Opdracht en eerste info
Uiteindelijk meldden 3 kabel- en leidingbeheerders (KLB’s) schade of mogelijke schade aan hun kabels of leidingen in de bundel, met telkens mogelijk hoge schadebedragen.
Ons kantoor kwam onmiddellijk tussen met opdracht: onderzoek naar oorzaken, omstandigheden, schade, herstellingen, schadebedrag(en), enz. Het onderzoek startte meteen.
KLB 1 meldde voorlopig mogelijke schade in het kanaal aan 5 van zijn kabels in de bundel, nl. aan telecom- en energiekabels.
Nadien meldde KLB 2 schade aan de genoemde PE-buis én mogelijke schade aan zijn telekomkabels in de bundel.
Tot slot meldde KLB 3 mogelijke schade aan zijn 2 stalen leidingen.
De 3 genoemde KLB’s wezen ter zake telkens de baggeraar aan als vermoedelijke schadeverwekker zowel als de vermoedelijk aansprakelijke en zij hebben de baggeraar ter zake dan ook formeel in gebreke gesteld.
De overige in de bundel aanwezige KLB’s deden géén meldingen omtrent mogelijke schade aan hun kabels en leidingen.
Omstandigheden en schadeomvang
In opdracht van de kanaalbeheerder voerde een baggeraar verbredings- en verdiepingswerken uit aan een kanaal over 5 km. Een ander bedrijf moest op een bepaald punt in die werkzone en in het vooruitzicht van de baggerwerken op dat punt nadien, voor dezelfde beheerder en 4 andere instanties, een bundel van meer dan 50 nieuwe nutsleidingen dwars doorheen dat kanaal plaatsen nl. onder de bij de baggerwerken nog te verwezenlijken kanaalbodem. De sleuf voor plaatsing van al die nutsleidingen was gegraven in de bodem van het kanaal met een graafmachine. Deze bevond zich op een ponton op het kanaal. De nutsleidingen moesten in die sleuf geplaatst en afgedekt. Van al die werken waren plans opgemaakt, waarvan hierna uittreksels.
Tijdens de baggerwerken nadien en nabij dat punt, was eerst een staalkabel bovengehaald. Er werd een verband vermoed tussen die staalkabel en de leidingenbundel waarna de baggerwerken onmiddellijk werden gestaakt. Alle in die bundel aanwezige KLB’s zijn dan verwittigd. Ondertussen was genoemd vermoeden ook bevestigd toen in het kanaal nabij het wateroppervlak ook een drijvende en klaarblijkelijk gebroken PE-buis was opgemerkt.
KLB 1 meldde storingen op 5 kabels. Die storingen kwamen door meldingen allerhande aan het licht. De plaats van de storingen was door lokalisatiemetingen voorlopig bepaald in het kanaal t.h.v. de leidingenbundel. Die metingen wezen op schade aan de kabels. Die KLB achtte daarnaast ook nog gelijkaardige toestanden mogelijk aan zijn 4 andere kabels in de bundel, liet PV opmaken en stelde bijkomend onderzoek in het vooruitzicht.
KLB 2 meldde dat de staalkabel aan de PE-buis was bevestigd om tijdens de plaatsing die buis te laten zinken. Het betrof een wachtbuis waardoorheen op lange termijn kabel zou worden gebracht. Hij meldde ook nog mogelijke schade aan zijn 5 kabels in de bundel. Ook die KLB stelde bijkomend onderzoek in het vooruitzicht. Ook hij liet ter zake PV opmaken en stelde daarenboven een zog. minnelijke vaststelling op die niet alleen hijzelf maar ook de baggeraar ondertekende.
KLB 3 vreesde voor schade aan zijn 2 stalen leidingen. Ook hij stelde i.d.v. nog bijkomend onderzoek in het vooruitzicht.
Landmeters van baggeraar en kanaalbeheerder hebben ter plaatse na de feiten dieptemetingen of peilingen uitgevoerd o.a. boven de leidingenbundel. Voor de zone waarin tot dan was gebaggerd, bleek daaruit naar verluidt dat het diepste punt van die baggerwerken zich nog steeds meer dan 1 m bevond boven de te verwezenlijken kanaalbodem hetgeen overeenkwam met meer dan 3 m boven de theoretische ligging van de leidingenbundel als blijkt uit het planuittreksel hiervoor. De kanaalbeheerder én de KLB’s bevestigden de uitvoering van die peilingen, maar waren niet bereid de resultaten met een ondertekende verklaring te bevestigen.
Oorzaken
Voorafgaandelijk de baggerwerken was de plaatsing van de nieuwe leidingenbundel nodig ter vervanging van een bestaande en ondieper gelegen bundel. Ter zake ging de kanaalbeheerder scheep met 4 andere instanties. Die 5 partijen plaatsten samen aldus meer dan 50 nieuwe kabels en leidingen in één bundel dwars doorheen de bodem van het kanaal. Eén bouwbedrijf voerde het volledige werk uit, nl. graven sleuf, plaatsen nieuwe kabels en leidingen, aanbrengen van afdekking erboven en aanvullen sleuf. De kanaalbeheerder deed het algemeen toezicht. Elk van de 5 partijen deed toezicht op het plaatsen van de eigen leidingen en kabels. Plans met de definitieve toestand van de nieuwe leidingenbundel en de nog uit te voeren baggerwerken waren opgemaakt. Die plans waren voor de baggerwerken ter beschikking van de nutsbedrijven en de baggeraar. Uittreksels van die plans bevinden zich hiervoor en hierna.
De toekomstige kanaalbodem was weliswaar gepland 4,5 m lager dan bestaande, hetgeen echter nog meer dan 2 m hoger was dan de bodem van de kabel- en leidingensleuf waarin de bundel van 50 moest geplaatst. Boven de kabels en leidingen waren 3 lagen afdekking voorzien met een totale dikte van ongeveer 1 m. Van onder naar boven een laag zand, vervolgens in lagen geplaatste zakken zand/cement en tot slot een laag steenslag. De toekomstige kanaalbodem was nog 1 m hoger gepland (zie dwarssnede hierboven).
De feiten gebeurden tijdens de eerste fase van het baggeren met een zog. emmerbaggermolen boven de bewuste nieuwe bundel. Meer bepaald tussen de oorspronkelijke en de nieuwe as van het kanaal (gele strookjes op langsdoorsnede LO hierboven). Een schijnbaar losse staalkabel kwam op een emmer van de baggermolen naar boven. Die kabel bleek uiteindelijk in een uitsparing van de kaaimuur tegen de linkeroever te zijn verankerd. In die uitsparing kwam de bewuste nieuwe leidingenbundel uit het kanaal naar boven (langsdoorsnede LO hierboven). De baggerwerken werden gestopt en de nutsbedrijven verwittigd en ondertussen kwam ook een klaarblijkelijk gebroken PE-buis bovendrijven.
Op genoemde minnelijke vaststelling waren ettelijke dingen genoteerd en door KLB 2 en baggeraar ondertekend. Het ging om dingen die evenwel onmogelijk visueel konden zijn vastgesteld. Er was nl. géén duiker ingezet na de feiten en voor opmaak van die vaststelling. Een duiker zou in voorkomend geval trouwens sowieso niets visueel hebben kunnen vaststellen wegens zichtbaarheid nihil. Op het ogenblik van opmaak van die vaststelling kon de ingevulde info daarenboven onmogelijk reeds zijn verzameld. Wat die vaststelling betreft dient hier dan ook verwezen naar een ander bericht omtrent dergelijke vaststelling op deze site.
Omtrent de wijze waarop de leidingenbundel was geplaatst, bleken géén vaststellingen van tijdens of na plaatsing te bestaan. De opgemaakte plans bleken de geplande situatie weer te geven, zonder dat die evenwel effectief met de werkelijkheid was vergeleken. Wel dook een zog. duikersverslag op, waaruit een en ander had kunnen blijken, maar waaruit feitelijk niets bleek, wegens zichtbaarheid nihil. Er moet immers aangestipt dat visuele controle onder water, in de gegeven omstandigheden, onmogelijk was. De zichtbaarheid daar onder water ging quasi onmiddellijk naar nul. De leidingenbundel bevond zich theoretisch meer dan 10 m onder het toenmalige wateroppervlak (zie planuittreksels hiervoor).
Tijdens de baggerwerken waren die omstandigheden nog dezelfde. De diepte der baggerwerken bleek na het bovenkomen der staalkabel door peilingen te zijn opgemeten, maar niet tegensprekelijk vastgelegd. Uit die peilingen bleek dat er in die eerste fase nog zeer ruim boven de finaal te verwezenlijken diepte was gewerkt. Namelijk nog meer dan 1 m, hetgeen overeenkwam met meer dan 3 m boven de theoretische ligging der leidingenbundel. Op basis van die info leek het dan ook case closed wat de baggeraar betrof. Er bleek helemaal géén sprake van te diep baggeren, integendeel. De baggeraar wees dan ook elke aansprakelijkheid in de zaak af.
Wat de oorzaken betrof waren er slechts enkele mogelijkheden, nl. de leiding(en) bevond(en) zich, om welke redenen dan ook, minder diep dan gepland of er was dieper gebaggerd dan gepland of een combinatie van beide.
De info uit metingen na de feiten bleek niet tegensprekelijk vastgelegd en bij partijen bestond géén bereidheid om dat alsnog te doen. De window of opportunity ter zake bleek helaas al gesloten, voorbij. Partijen hadden zich reeds op hun ingenomen posities ingegraven, nog voor tussenkomst van ons kantoor. Snel was dan ook duidelijk dat deze zaak op termijn onvermijdelijk langs de rechter zou passeren. En aldus is uiteindelijk ook geschied.
Uit het verder breder gevoerd onderzoek bleek nog meer info. Uit het samenleggen van dat alles bleek ook dat er niet te diep was gebaggerd, wel integendeel. Een technische fout van de baggeraar in oorzakelijk verband met de schade, bleek niet. Daarenboven bleek dat met de betreffende emmerbaggermolen baggeren met een zéér grote nauwkeurigheid kan worden uitgevoerd.
Zonder daarop in te gaan, is uit het onderzoek ook gebleken dat de eigenlijke oorzaak van het ontstaan van de schade wellicht was te wijten aan de combinatie PE-buis/staalkabel, de wijze en tijdsstip van plaatsing van die combinatie en omgevingsfactoren.
Verder onderzoek schadeomvang
Van alle 3 de KLB’s die zich ter zake als (mogelijk) betrokken hadden gemeld, zijn de verdere onderzoeken gevolgd o.a. i.v.m. de omvang van hun mogelijke (verdere) schade en eventuele storingen op langere termijn. Deze laatste hebben zich uiteindelijk niet voorgedaan.
De schade aan de PE-buis kon visueel worden vastgesteld en KLB 2 bleef zich ter zake dan ook als schadelijder melden. I.v.m. zijn kabels ging het om de uitvoering van metingen. Het besluit daaruit was dat alléén KLB 1 effectieve schade aan zijn kabels heeft gemeten, nl. m.b.t. de 5 reeds genoemde kabels. De metingen i.v.m. de 4 kabels van KLB 2 brachten géén storingen aan het licht.
KLB 3 heeft tijdens zijn onderzoek géén schade vastgesteld aan zijn stalen leidingen. Zijn vordering bestond dan ook uit onderzoekskosten.
De schade-eisen van KLB’s 1 en 2 bleken, naast de onderzoekskosten en voorlopige maatregelen, grotendeels te zullen aan bestaan uit de kosten voor de verwezenlijking van nieuwe kanaalkruising(en) voor die PE-buis van KLB 2 enerzijds en voor de 5 kabels van KLB 1 anderzijds en het maken van de nodige verbindingen. Van bij aanvang was duidelijk dat de nieuwe kanaalkruising(en) de grote slokop(pen) zou(den) zijn.
Horizontaal gestuurde boring
Reeds bij aanvang was duidelijk dat de methode om een nieuwe kanaalkruising te verwezenlijken, een cruciaal element was. Ter zake keken wij uit naar klassieke oplossingen, maar discreet ook naar nieuwe technieken. Evident zou de kanaalbeheerder bij eender welke oplossing van bij de start betrokken zijn.
De nieuwe techniek van de horizontaal gestuurde boring kwam daarbij weliswaar vrij snel in beeld, maar kon niet zomaar onmiddellijk worden toegepast. Uiteindelijk is hij wel toegepast en wel m.b.t. de PE-buis van KLB 2 en voor de eerste keer op het Europese vasteland in de branche van kabels en leidingen.
Aanvankelijk meldden KLB’s 1 en 2 i.v.m. de nieuwe kanaalkruising te zullen samenwerken om aldus slechts één nieuwe kruising te plaatsen.
KLB 2 kwam ter zake als eerste met een project dat echter alléén betrekking had op zijn eigen PE-buis. Er was daarvoor een nieuw traject voorzien van ettelijke kilometers langs gewone wegen aan weerskanten van het kanaal en met een nieuwe kanaalkruising elders doorheen een bestaande leidingenkoker onder het kanaal. Er was daarvoor over quasi de volledige afstand een open sleuf nodig langs die gewone wegen. De uitvoering van dat project was echter pas voor meerdere jaren later. Uit volledig onderzoek daarvan bleek dat het weliswaar tot de uitvoerbare mogelijkheden behoorde, maar ook dat het erg prijzig was en nog meer zou zijn als ook KLB 1 met zijn 5 te vervangen kabels mee in dat project over grote afstand zou stappen.
Na overleg met de kanaalbeheerder was vervolgens met deze overeengekomen dat op een door hem aangewezen plaats in de onmiddellijke omgeving van de oorspronkelijke plaats, een nieuwe leidingenbundel door het kanaal kon t.b.v. KLB’s 1 en 2 en met dezelfde methode als die waarmee de vorige was geplaatst. KLB’s 1 en 2 gingen ter zake akkoord. Die oplossing werd vervolgens dan ook volledig uitgewerkt t.e.m. de verdeling van het totale kostenplaatje tussen KLB’s 1 en 2 en met volledig akkoord van alle betrokkenen. Er kon i.d.v. in eerste instantie echter géén ondertekend stuk worden opgemaakt naar verluidt vanwege géén tekenbevoegdheid van de afgevaardigde van KLB 2. Echter een loutere formaliteit zo heette het. Partijen werden dan ook schriftelijk en formeel verzocht om het akkoord alsnog schriftelijk te bevestigen. KLB 1 bevestigde. Helaas, KLB 2 liet vervolgens schriftelijk weten niet akkoord te gaan met het bedrag, zelf een uitvoeringsplan te zullen gaan opmaken en dan de kanaalbeheerder te zullen contacteren en nog slechts voorwaardelijk met KLB 1 ter zake te willen samenwerken. Daarmee was die oplossing echter dood en begraven. De kanaalbeheerder wenste later omwille van ondertussen gewijzigde omstandigheden, géén nieuwe doorgang meer door het kanaal als beschreven.
Als vermeld waren van bij aanvang ook discreet alternatieve methodes voor kanaalkruising onderzocht. Daarbij is de zog. horizontaal gestuurde boring, techniek afkomstig uit de olie-industrie, als mogelijkheid weerhouden en na aftoetsing bij de kanaalbeheerder, ook discreet aangebracht bij de KLB’s 1 en 2. KLB 1 had ondertussen echter afgezien van samenwerking met KLB 2 enerzijds en een heroriëntering van zijn net had ondertussen andere mogelijkheden geopend anderzijds. KLB 2 heeft die techniek uiteindelijk wel weerhouden, ter zake marktbevraging gedaan en vervolgens is die techniek van de horizontaal gestuurde boring daar voor het eerst toegepast op het Europese vasteland in de branche van kabels en leidingen voor de verwezenlijking van een nieuwe kanaalkruising voor de PE-buis.
Om ter zake evenwel onaangename verrassingen te vermijden is een en ander vooraf nog besproken met de kanaalbeheerder, KLB 1, zijn binnenlandse contractant en diens buitenlandse onderaannemer. Voorbehoud is o.a. gemaakt i.v.m. de wijze waarop deze laatste meldde de positie van de boorkop buiten het kanaal te zullen volgen, nl. met het op de begane grond oppikken met een detectietoestel van het signaal dat op de boorkop aanwezig was. Ons leek die methode ietwat riskant vanwege de mogelijke aanwezigheid in die oevers van bestaande ondergrondse infrastructuren in het algemeen, en in het bijzonder vanwege de aanwezigheid daar, volgens de beschikbare plans, van bestaande leidingen en kabels. Genoemde infrastructuren konden dat signaal van die boorkop immers oppikken en verspreiden zodat het meettoestel dat signaal elders kon oppikken en aldus foutieve resultaten konden ontstaan, een toen reeds bekend fenomeen. Genoemde onderaannemer had er evenwel alle vertrouwen in.
Nochtans deed exact dat fenomeen zich ’s avonds voor op een oever kort voor het einde van de boring. Om veiligheidsredenen is dan besloten de boring te stoppen en ze ’s morgens bij daglicht te voltooien. Helaas, die morgen werd vastgesteld dat de boorkop muurvast zat en niet verder kon worden geboord en dat de boring volledig moest worden overgedaan waarbij ze zodanig werd gepland dat ze volledig bij daglicht kon worden voltooid, hetgeen ook is geschied. De boorkop die kwam vast te zitten ging echter verloren. Verwoede pogingen om hem op te sporen en te recupereren hadden naar verluidt géén resultaat, hetgeen evenwel géén effect had op de factuur welke ter zake aan KLB 2 werd aangeboden.
Afwikkeling
Als reeds vermeld stond al bij aanvang in de sterren geschreven dat voor beslechting van de zaak een rechtszaak onvermijdelijk zou zijn. Aldus is ook geschied. KLB’s 1 en 2 hebben beide langs de rechtbank vergoeding van door hen geleden schade gevorderd van de baggeraar.
Een gerechtsdeskundige werd aangesteld o.a. i.v.m. de oorzaken. In zijn verslag heeft de deskundige géén technische fout in hoofde van de baggeraar weerhouden.
KLB 3 tot slot heeft zich nadat uit de metingen was gebleken dat zijn stalen leidingen blijkbaar niet waren beschadigd, een vordering van zijn tussenkomsten aan de baggeraar overgemaakt, dewelke deze evenwel heeft afgewezen, waarna, voor zover bekend, KLB 3 zich niet meer heeft gemeld in het dossier en er aldus dan ook uit is verdwenen.
Besluiten
- De horizontaal gestuurde boring bleek een techniek die een revolutie teweeg zou brengen in de branche van de kabels en leidingen.
- Deze techniek bracht ook een aantal onverwachte gevolgen met zich die in de beginjaren soms werden veronachtzaamd.
Epiloog
In de jaren na huidige zaak heeft de horizontaal gestuurde boring stormenderhand de branche van de kabels en leidingen veroverd om na ongeveer één decennium reeds alomtegenwoordig te zijn. De voordelen van de techniek waren dan ook tot dan ongekend. Toch was en is het nog steeds niet altijd rozengeur en maneschijn. Meerdere valkuilen bleken en blijken (soms) nog steeds aanwezig.
Een van die valkuilen betrof de schijnbare euforie die in sommige kringen van de branche ontstond en die tot gevolg had dat daar volkomen onterecht werd verondersteld dat er door die nieuwe techniek in de ondergrond een quasi onbeperkte bijkomende ruimte ter beschikking kwam voor de plaatsing van kabels en leidingen. Een lichtzinnige veronderstelling voor een regio met een van de dichtste ondergrondse kabel- en leidingnetten wereldwijd. Door die veronderstelling werd het in sommige kringen echter niet (meer) zo nauw genomen met het in kaart brengen van de exacte ligging van nieuwe kabels en leidingen welke doorheen dergelijke horizontaal gestuurde boring waren geplaatst, meer bepaald het nauwkeurig optekenen, indien überhaupt, van de boorcurves op het terrein en de verwerking ervan later in de definitieve liggingsplannen, liet in de beginjaren in sommige kringen (volledig) te wensen over. Een déjà vu. Het stond dan ook in de sterren geschreven dat binnen de kortste keren bestaande horizontaal gestuurde boringen bij de uitvoering van nieuwe dergelijke boringen schade zouden oplopen en aldus geschiedde dan ook. De bijkomend verkregen ruimte was dan ook niet oneindig, maar eerder beperkt.
Een tweede ietwat lichtzinnige veronderstelling betrof de vergelijking van de diepte der bestaande ondergrondse leidingen en kabels met de diepte van een uit te voeren boring tussen de (manueel) gegraven boorputten aan haar begin- en eindpunt. Helaas werd te dikwijls zonder meer aangenomen dat als de diepte van die putten groter is dan de ‘normale diepte‘ van de bestaande infrastructuur, deze laatste bij die boring géén gevaar kon lopen.
Tot slot bestond vooral in de beginjaren van de nieuwe techniek, de neiging om hem zowel te pas maar soms ook te onpas te gebruiken.