Een minnelijke vaststelling is, in de branche leidingen en kabels, normaliter een tegensprekelijke vaststelling tussen 2 partijen (schadelijder en -verwekker). Soms zijn echter meerdere partijen betrokken. Daarvoor bestaan allerlei papieren voorgedrukte en in meervoud in te vullen zelfdoorschrijvende formulieren. Bedoeling moet steeds zijn dat genoemde partijen het formulier gezamelijk en tegensprekelijk invullen en het vervolgens ook ondertekenen om aldus tot een minnelijke vaststelling te komen. Tot slot ontvangt elke partij onmiddellijk een exemplaar van het ingevulde en ondertekende formulier aangezien de inhoud ervan haar bindt.
Ettelijke andere mogelijkheden doen zich echter soms ook voor. Die kunnen aanleiding geven tot verwarring en misverstanden allerhande met daarenboven soms ook verstrekkende gevolgen.
Hierna komen ontstaan, doel, en enkele verschijningsvormen van die formulieren aan bod.
Dergelijk meervoudig – maar zelfs ook een slechts éénzijdig – ondertekend formulier blijkt daarbij géén vodje papier. Daarom is bij opmaak en ondertekening ervan uiterste voorzichtigheid geboden. Enkele do’s-and-don’ts en mogelijke aanpassingen van de voorgedrukte teksten komen hieronder dan ook aan bod evenals een praktijkvoorbeeld.
Ook digitale formulieren hebben ondertussen hun intrede gedaan. Om meerdere redenen verdienen zij meer dan bijzondere aandacht.
Algemeenheden
Ontstaan en doel minnelijke vaststelling
Het hierboven uitgelichte Nederlandstalig formulier minnelijke vaststelling is een historisch document dat dateert van ettelijke decennia geleden. Het ontstond in het kader van sectorovereenkomsten tussen de beroepsvereniging der verzekeraars en nutsbedrijven of KLB’s (kabel- en leidingbeheerders). Het bestaat uiteraard ook in Franstalige versie. Het was vooral bestemd voor tegensprekelijke vaststelling van graafschade aan ondergrondse leidingen en kabels tussen schadelijder en -verwekker. Het ontwerp was min of meer universeel. Het was/is dan ook in meerdere sectorovereenkomsten opgenomen. Aldus was het lang gangbaar en niet alléén m.b.t. graafschade maar ook voor andere schade in het kader van beroepsactiviteiten. Het dook verder ook op in het kader van allerhande privéactiviteiten en zelfs bij schade door wegverkeer. Het formulier is in enige mate (maar dan ook niet meer dan dat) vergelijkbaar met het klassieke papieren ‘Europees aanrijdingsformulier‘.
Zelfs dit laatste dook in het verleden ook sporadisch op voor vaststelling van andere dan voertuigschade door wegverkeer. Meestal onder impuls van verbaliserende overheden die er zelf de schadelijder en de vastgestelde schade op invulden. Vervolgens lieten ze het ondertekenen door de schadeverwekker. Na scheiding der exemplaren ontvingen schadeverwekker en schadelijder elk een exemplaar. Meestal gebeurde zulks i.v.m. wegeninfrastructuur in het algemeen. Er is wel een opmerkelijk verschil met het formulier minnelijke vaststelling waarover het hier gaat. In vele wegvoertuigen is/was nl. een papieren Europees aanrijdingformulier aanwezig. Wat kabels en leidingen betreft daarentegen beschikt normaliter enkel de schadelijder over een daarvoor ontworpen papieren formulier minnelijke vaststelling.
Een formulier minnelijke vaststelling als hierboven kon/kan nuttig zijn voor tegensprekelijke vaststelling tussen partijen van schade aan nutsvoorzieningen. Het werd/wordt echter ook gebruikt door schadelijders voor éénzijdige vaststellingen van allerhande gegevens i.v.m. schadegevallen. Bv. als de schadeverwekker (nog) onbekend is, niet (meer) aanwezig is, (nog) niet wenst te ondertekenen, enz. De afgevaardigde van de schadelijder kan dan een formulier geheel of gedeeltelijk invullen en het vervolgens al dan niet ondertekenen. Het omgekeerde kwam/komt echter ook voor. Als bv. dergelijk (soms maar gedeeltelijk) ingevuld formulier aan een mogelijke schadeverwekker is voorgelegd/overhandigd. Deze kan dan vervolgens, al dan niet na aanpassing(en) en/of aanvulling(en), (alléén) ondertekenen.
Als in dergelijke situaties dus slechts één afgevaardigde ondertekent, gaat het om een ingevuld en slechts éénzijdig ondertekend formulier. Desondanks kan dergelijk formulier in het verder verloop van het dossier volkomen onverwachte en ook verstrekkende gevolgen hebben. Helemaal te gek is het als alle exemplaren van een éénzijdig ondertekend formulier allemaal door de niet-ondertekenende partij zijn meegenomen. Klinkt absurd, maar blijkt in praktijk voor te komen met alle nefaste gevolgen van dien. Voorzichtigheid m.b.t. het gebruik was/is dan ook sowieso in alle omstandigheden aangewezen ook rekening houdend met hetgeen hierna nog volgt
Verschijningsvormen minnelijke vaststelling
In de loop der tijden kwamen verschillende van die formulieren in omloop. Ondanks aansluiting aan een of meer sectorconventies met daarin het overeengekomen uitgelichte formulier hierboven, gebruik(t)en KLB’s ter zake (soms) toch hun eigen formulier(en). Het tweetalige formulier hieronder (ook een historisch formulier), dat het huisformulier betreft/betrof van één nutsbedrijf, is daarvan een voorbeeld.
Het Nederlandstalig formulier hieronder tot slot is van ‘recentere datum‘ nl. van 2010 en bestaat ook in Franstalige versie. Ook dit formulier ontstond in het kader van een sectorovereenkomst tussen verzekeraars en een nutsbedrijf, zoals het uitgelichte formulier hierboven. Duidelijk is dat het ook voor min of meer universeel gebruik is ontworpen. Er zijn nl. uitdrukkelijk 5 verschillende soorten netten vermeld nl. elektriciteit, gas, telecom, signalisatie en openbare verlichting (punt 6). Hoewel ondertussen wijdverbreid, is dit formulier nog niet algemeen en expliciet geïntroduceerd in andere sectorconventies. Nochtans is het daarin ook bruikbaar en ook al effectief in gebruik. Toch heeft het er de schijn van dat die introductie wel impliciet is gebeurd, maar (nog) niet algemeen is gecommuniceerd.
Een meer recente ontwikkeling betreft het gebruik van elektronische toestellen waarop digitale formulieren minnelijke vaststelling zijn geïnstalleerd. Tevens zijn ze daarop ook reeds ingevuld en ondertekend.
Rekening houdend met het voorgaande is duidelijk dat verschillende formulieren kunnen opduiken n.a.v. de vaststelling van een schadegeval. Meteen een algemeen aandachtspunt. Het is dan ook steeds opletten geblazen voor alle partijen die bij invulling en ondertekening van dergelijk formulier zijn betrokken. Het ene formulier is immers het andere niet en (belangrijke) wijzigingen kunnen (plots) zijn doorgevoerd. Op de genoemde elektronische toestellen kan zelfs een hele reeks van digitale formulieren zijn geïnstalleerd. Die zijn daarenboven desgewenst ook nog eens stuk voor stuk en à la minute aanpasbaar.
Minnelijke vaststelling praktisch
Géén vodje papier!
Papieren formulieren minnelijke vaststellingen als hier in beeld komen, lijken misschien vrij onschuldig want zog. ‘… zonder erkenning van aansprakelijkheid’. Het staat trouwens uitdrukkelijk zo op de formulieren zelf die in het kader van sectorovereenkomsten tot stand kwamen (zie hierboven). Strikt genomen is dat inderdaad ook het geval, maar anderzijds is het ongetwijfeld ook misleidend. Als dergelijk ingevuld document wederzijds is ondertekend, houdt dat vanwege die ondertekenaars wél erkenning in van de erop vermelde feiten. En (sommige van) die feiten kunnen van doorslaggevend belang zijn bij de bepaling van de aansprakelijkheid. Het tweetalige formulier hierboven vermeldt i.d.v. trouwens uitdrukkelijk ‘Deze vaststelling is geen erkenning van aansprakelijkheid, maar een overzicht van identiteiten en feiten, te ondertekenen door beide partijen’ en gaat daarbij dus nog een stap verder door uitdrukkelijk ook de identiteit van de erop vermelde personen vast te willen leggen (zie verder).
Een ingevulde én ondertekende minnelijke vaststelling is dan ook inderdaad ‘géén vodje papier‘ en zulks geldt voor elke ondertekenende partij.
Het invullen ervan dient dan ook met de nodige zorg te gebeuren. Wederzijdse ondertekening kan in principe alléén als de ondertekenaars het eens zijn omtrent hetgeen is ingevuld en/of niet is ingevuld. Desgevallend kunnen partijen ter zake beroep doen op een bemiddelaar die op afstand en/of te velde kan tussenkomen.
Niet zelden is er bij (vermoedelijke) schade aan leidingen en kabels bij één, twéé of zelfs bij meerdere partijen (gegronde) twijfel omtrent de vraag door wie die (vermoedelijke) schade is toegebracht. Dan is ondertekening niet aangewezen door de partij(en) die weliswaar verdacht is/zijn die (vermoedelijke) schade te hebben toegebracht, maar die zelf i.d.v. (gegronde) twijfel heeft/hebben, maar desondanks door de (vermoedelijke) schadelijder wordt/worden uitgenodigd om toch zo een vaststelling te ondertekenen.
Als onmiddellijk diepgaander onderzoek onmogelijk is of geen soelaas brengt, is proces-verbaal door een bevoegde instantie meer aangewezen. Opmaak en ondertekening door 2 of meer partijen van een formulier minnelijke vaststelling betekent immers dat daarop niet alléén de (vermoedelijke) schade zelf maar ook de veroorzaker(s) ervan de facto zullen zijn vermeld en door ondertekening ervan als feiten zullen komen vast te staan tot bewijs van het tegendeel, hetgeen na verloop van (soms zéér weinig) tijd al quasi niet meer mogelijk is.
De term ‘vermoedelijke‘ is in deze context overigens niet denkbeeldig. Om allerlei reeds lang bestaande redenen, maar ook door de introductie van allerlei nieuwe bouwtechnieken in de loop der decennia, is soms niet mogelijk om vermoedelijke schade zomaar onmiddellijk en met zekerheid vast te stellen of uit te sluiten. Vergissingen ter zake hebben aangetoond dat voorzichtigheid van alle partijen steeds nodig is.
Do’s-and-don’ts m.b.t. minnelijke vaststelling
M.b.t. het invullen en ondertekenen van een formulier minnelijke vaststelling zijn er voor alle mogelijk betrokken partijen een aantal do’s-and-don’ts. Het lijstje hierna, dat niet limitatief is, lijkt op sommige punten misschien absurd. De realiteit blijkt de absurditeit soms echter helaas nog te overtreffen. Zonder juridisch terrein te willen betreden, hierna enkele aandachtspunten i.v.m. invullen en ondertekenen van een minnelijke vaststelling.
- Een voorafgaande opmerking betreft het gebruik van dergelijke minnelijke vaststelling op zich. Hoewel opgenomen in meerdere (maar niet alle) sectorovereenkomsten is het gebruik en vooral het ondertekenen van dergelijke formulier niet verplicht. Niemand kan immers worden verplicht iets te ondertekenen waarmee hij niet akkoord is.
- Alléén volledig en correct ingevulde formulieren zijn te ondertekenen en wel door betrokken partijen gevolgd door onmiddellijke scheiding van de exemplaren en overhandiging van één exemplaar aan elk van de ondertekenende partijen. Dit zou de kortste weg moeten zijn naar een correcte (minnelijke) regeling.
- Bij elke handtekening volledige naam, functie en partij van de ondertekenaar vermelden, zodat die ondertekenaars achteraf nog éénduidig identificeerbaar zijn. Zuks is nu immers helaas lang niet altijd het geval en vaak aanleiding tot betwistingen die vermijdbaar zijn. Stringentere regels i.v.m. identificatie van ondertekenaars zijn dan ook aangewezen bij ontwerp van een nieuw formulier. Er kan opnieuw verwezen naar het Europees aanrijdingsformulier waarvan elders reeds sprake. Aan de hand daarvan zouden de bestuurders éénduidig identificeerbaar moeten zijn. Zo nodig kunnen ontwerpers van een nieuw formulier zich ter zake uiteraard (bijkomend) juridisch laten adviseren.
- Een ondertekenaar ondertekent alléén namens de partij waartoe hij/zij zélf effectief behoort. Indien niet, stelt de partij waartoe hij/zij behoort, zich uitdrukkelijk en volledig in de plaats van de partij namens dewelke hij/zij tekent. Bv. een aannemer ondertekent niet namens een hoofdaannemer, een onderaannemer, een firma waarvan een werktuig met bediening is gehuurd, enz. evenmin als dat zulks omgekeerd gebeurt, tenzij de partij van de ondertekenaar zich dus volledig in de plaats stelt van die andere partij waarvoor wordt getekend en zulks ook uitdrukkelijk wordt vermeld. Alle andere toestanden geven niet zelden aanleiding tot onnodige misverstanden, betwistingen, enz. Het sectorformulier versie 02.10 hierboven trachtte daaraan reeds ietwat tegemoet te komen, doch volstrekt onvoldoende. Zo is bv. de ondertekenaar beneden rechts omschreven als ‘Optredend voor de tegenpartij‘ (d.i. tegenpartij van de schadelijder), hetgeen echter enkel kan als die ondertekenaar ook effectief behoort tot die tegenpartij of zijn eigen organisatie volledig in de plaats treedt van die tegenpartij.
- In welomschreven omstandigheden kan het aangewezen zijn dat dergelijke minnelijke vaststelling benevens door de schadelijder door meerdere andere partijen (waaronder bv. ook de schadeverwekker) is ondertekend met ook omschrijving van de reden(en) en de relatie(s) tussen die partijen.
- Binnen elke organisatie zijn daarom best personen aangeduid die gemachtigd zijn om dergelijke minnelijke vaststelling te ondertekenen en alléén namens de organisatie waartoe ze behoren.
- Er kan enkel ingevuld wat door partijen effectief is vastgesteld en/of waarover ze het volkomen eens zijn. Bv. partijen kunnen de diepte van een getroffen leiding mogelijk wel vaststellen. Toch zijn ze het daarom niet noodzakelijk eens omtrent oorspronkelijke diepte voor de werken (punten 9 formulieren behorend bij sectorovereenkomsten). In dat geval dient de zienswijze van elke partij afzonderlijk vermeld en/of dient een niet betrokken derde tussen te komen.
Hier een voorbeeld met ondertekende minnelijke vaststelling, dat zéér pijnlijk had kunnen aflopen.
Mogelijke aanpassingen formulieren minnelijke vaststelling
Heikele aangelegenheden zijn, ondertussen sinds vele jaren, de hierboven reeds vermelde problemen i.v.m. de identiteiten van de personen die op dergelijk formulier worden vermeld, maar bv. ook de vragen onder punt 14 van de historische versie van het hierboven uitgelichte formulier minnelijke vaststelling zowel als van de hierboven ook getoonde versie 02.2010. Die vragen hebben betrekking op al dan niet genomen voorzorgsmaatregelen nl. de aanwezigheid van plans op de werf en de uitvoering van sonderingen. Uit de wijzen waarop die vragen zijn gesteld, blijkt dat ze soms dateren uit vervlogen tijden d.i. van voor de invoering van nieuwe technieken. De antwoorden op die vragen hebben evenwel meermaals aanleiding gegeven tot uitkomsten van zaken volledig naast de kwestie waaromtrent hierna enige toelichting.
- Op het formulier versie 02.2010 wordt gevraagd of de plans ter plaatse zijn, welk het plannummer is en de referte van planaflevering. Die vraagstelling dateert voor wat het Vlaamse Gewest betreft, uit het tijdperk dat in dat gewest KLB’s hun plans nog elk afzonderlijk in papieren of in een of andere digitale vorm, rechtstreeks overmaakten aan de aanvrager, digitale vorm die deze laatste dan zelf desgewenst kon afdrukken. Vanaf 2016 echter, d.i. na de uitrol in het Vlaamse Gewest van KLIP Digitaal, moeten KLB’s daar hun info in een opgelegde digitale vorm overmaken aan het KLIP dat dan van alle ontvangen info één digitaal plannenpakket samenstelt en dat vervolgens ter beschikking stelt van de aanvrager. Aangezien het niet de bedoeling is, wel integendeel, dat genoemd pakket door de aanvrager wordt afgedrukt (tenzij gedeeltelijk en voor specifieke redenen), is dat pakket niet in materiële versie op de werf aanwezig. Het pakket is op diverse elektronische apparaten raadpleegbaar. Die apparaten zijn echter niet noodzakelijk (nog) op de werf aanwezig op het ogenblik van de opmaak van een minnelijke vaststelling. Zulks kan echter wel aanleiding geven tot foutieve invulling van een minnelijke vaststelling, nl. géén plans aanwezig wat dan weer quasi automatisch betekent dat de aansprakelijkheidskwestie van de zaak quasi onmiddellijk maar niet noodzakelijk correct is beslecht. Sinds de invoering van KLIP Digitaal kunnen wat betreft het gebruik van het digitale plannenpakket door de aanvrager andere paden worden bewandeld, waarop hier echter niet verder wordt ingegaan vanwege de techniciteit.
Een aangepast formulier minnelijke vaststelling dringt zich dan ook op wat die aangelegenheid betreft, alvast voor wat het Vlaamse Gewest betreft en dit 8 jaar na invoering van KLIP Digitaal daar. - Het formulier minnelijke vaststelling versie 02.2010 vraagt ook naar de uitvoering van peilingen of sonderingen d.m.v. dwarssleuven. Zulks is echter enerzijds niet altijd mogelijk en anderzijds ook niet noodzakelijk uit te voeren d.m.v. dwarssleuven. Langssleuven zijn soms zelfs te verkiezen boven dwarssleuven. Géén van beide laten naderhand echter noodzakelijkerwijze sporen na. Toch wordt uit het ontbreken van dergelijke sporen quasi altijd de conclusie getrokken dat er géén peilingen werden uitgevoerd en ook zulks kan wederom aanleiding geven tot foutieve invulling van de minnelijke vaststelling, nl. géén sondering uitgevoerd wat ook wederom quasi automatisch betekent dat de zaak onmiddellijk maar niet noodzakelijk correct is beslecht.
Bij werken van enige omvang zijn er bv. ter voorbereiding doorgaans lange tijd op voorhand peilingen uitgevoerd, gedocumenteerd en op voorbereidende vergaderingen aan de verschillende spelers, waaronder ook de KLB’s, voorgelegd en ter beschikking gesteld ter bespreking van eventuele aanpassingen aan de werken zelf en/of liggingen van leidingen en kabels. Tijdens de eigenlijke uitvoering van de werken kunnen de sporen van die peilingen echter alweer zijn verdwenen. Als echter een minnelijke vaststelling dient ingevuld, wordt zelden de informatie van de werkvoorbereiding geraadpleegd, laat staan meegenomen en wordt alléén gesteund op wat er dan nog zichtbaar is op het terrein, hetgeen niet noodzakelijk met de werkelijkheid overeenkomt.
Zoals hiervoor al gemeld kan peilen of sonderen inderdaad ook niet altijd en de mogelijke redenen daarvoor zijn talrijk en divers. Een praktisch en onaanvechtbaar voorbeeld i.d.v. is een zog. gestuurde boring onder een waterweg, waarnaar op een conventionele manier, d.i. door manuele sonderingen in de bodem van de waterweg, onmogelijk te peilen is. De informatie die de beheerders van de waterweg en de boring i.v.m. de boring ter beschikking zou moeten stellen van de uitvoerder der werken, betreft correcte boorprofielen zoals tijdens de plaatsing van die boring zouden moeten zijn opgenomen. Helaas, dergelijke correcte profielen zijn niet altijd ter beschikking. Zulks blijkt echter meestal pas als het bij de uitvoering van latere werken onder de bodem van de waterweg fout gaat en blijkt dat de verstrekte info ter zake foutief is. Toch gebeurt het dat in dergelijke gevallen een minnelijke vaststelling is opgemaakt met daarop zonder meer de melding dat er geen sondering is uitgevoerd en dat zulks nadien aanleiding geeft dat veroordeling van de schadeverwekker zonder dat er ook maar ergens nog melding is gemaakt van het feit dat de uitvoering van sonderingen in die omstandigheden gewoon onmogelijk is. - Gelet op het voorgaande dient hier dan ook te worden aangedrongen op aanpassingen van formulieren minnelijke vaststelling in de diverse sectorconventies ettelijke decennia nadat bv. de gestuurde boring haar intrede deed in de sector van kabels en leidingen op het Europese vasteland en meer dan 7 jaar na de invoering van KLIP Digitaal in het Vlaamse Gewest, tenzij wordt verkozen om daarmee alsnog te wachten tot eventueel de 2 andere gewesten het Vlaamse model overnemen, hoewel daaromtrent tot hiertoe wel een mogelijkheid maar nog geen vollledige zekerheid bestaat en hoe dan ook nog ettelijke jaren zullen verstrijken vooraleer het effectief zover is.
- Het is bij invullen van dergelijke vaststelling niet verboden om buiten de lijntjes te kleuren. Hoewel de heden ten dage gangbare formulieren meestal toelaten om de werkelijkheid nauwkeuriger te beschrijven dan vroegere formulieren, kunnen er zich toch steeds toestanden voordoen welke nadere omschrijvingen t.t.z. aanpassingen à la carte, vereisen en waaromtrent dus dient afgeweken van de voorgedrukte teksten. In de praktijk blijken nadere omschrijvingen echter al te vaak te ontbreken.
- ……
Digitale formulieren minnelijke vaststelling
Hetgeen hierboven is vermeld i.v.m. papieren formulieren minnelijke vaststelling geldt ook voor digitale formulieren en wel volledig en integraal. Immers digitaal of papier, in géén van beide gevallen gaat het om een ‘vodje‘! Ter zake zijn een reeks issues die kunnen optreden en waaromtrent beter vroeger dan later klaar en duidelijke afspraken tussen betrokkenen dienen gemaakt. Verwacht mag dan ook dat het laatste woord daarover nog niet is gezegd, noch geschreven. Daarom hieronder slechts enkele vaststellingen en bedenkingen die in de komende periode allicht nog zullen worden aangevuld.
De invoering van digitale formulieren stond in de sterren geschreven. De vraag is evenwel of dit leidt tot een verbetering van de afhandeling van schadegevallen voor de betrokken partijen. Een gehoord argument pro is dat de administratieve rompslomp wordt beperkt. Op het eerste zicht lijkt dat misschien wel zo. Het zal evenwel nog moeten blijken dat zulks op termijn en alles in aanmerking genomen, ook effectief het geval is. Een belangrijker argument lijkt een correctere regeling van zaken hetgeen allicht ook zal betekenen sneller en efficiënter. Ook hier is echter de vraag of dat ook effectief zo is. Voor zover bekend is er in géén enkele sectorovereenkomst een addendum toegevoegd waarin zelfs maar alléén de loutere komst van een digitaal formulier minnelijke vaststelling wordt gemeld. Opmerkelijk i.d.v. is dat voor de invoering van dergelijk digitaal formulier naar verluidt ook géén enkel protocol is afgesproken in welke sector dan ook, of in elk geval daaromtrent géén enkele communicatie werd gedaan. Het voornemen tot invoering van die procedure werd blijkbaar zelfs in het geheel niet gecommuniceerd en dus blijkbaar éénzijdig doorgevoerd. Zij die daartoe hebben besloten hadden echter mogelijk niet in de gaten (of juist wél) dat de dynamiek van het gezamelijk en tegensprekelijk invullen en het vervolgens ook ondertekenen van dergelijk formulier om aldus tot een minnelijke vaststelling te komen, door het gebruik van digitale formulieren op bv. een tablet, compleet zou veranderen.
Dat lijkt op het eerste zicht misschien eigenaardig, maar is het helemaal niet. Of ziet men een vertegenwoordiger van de schadeverwekkende partij het toestel van de KLB waarop het gebeurt, overnemen van de afgevaardigde van die KLB om vervolgens met dat toestel aan de slag te gaan en manipulaties uit te voeren op dat digitale formulier. In de praktijk zal dat er dan ook allicht op neerkomen dat het formulier volledig door de KLB zal worden ingevuld en vervolgens ter ondertekening zal worden aangeboden, te nemen of te laten! Dat ondertekenen op zich kan trouwens ook problematisch zijn. Denk bv. aan de ‘klucht‘ bij digitale ondertekening bij pakjesbezorging. Weinig waarschijnlijk is tot slot ook dat de vertegenwoordiger van de KLB in de gegeven omstandigheden meteen na ondertekening, een materieel exemplaar ter beschikking zal (kunnen) stellen van de andere ondertekenaar, terwijl zulks nochtans een absolute voorwaarde is.
Voorbeeld van minnelijke vaststelling
De feiten
Op een industriële site stelde de beheerder van een hoogspanningsluchtlijn schade vast aan een mast van die lijn gevolgd door de opmaak van een papieren minnelijke vaststelling ondertekend door lijnbeheerder en site-uitbater, en met vermelding van die uitbater als schadeverwekker. Aldus richtte de lijnbeheerder zich tot die uitbater voor het verhalen van de schade. Naderhand raakte evenwel nog een derde in de zaak betrokken door toedoen van een aanvankelijk aangesteld onderzoeker.
In het kader van een sectorconventie ging in eerste instantie die ‘onderzoeker‘ aan de slag. Hij besloot dat de uitbater de schade niet had toegebracht, maar een derde die daar werken voor de site-uitbater uitvoerde. Blijkbaar zonder voorbehoud en ondanks de ondertekende minnelijke vaststelling, ging de lijnbeheerder daarin mee. Deze stelde vervolgens die derde ter zake schriftelijk formeel in gebreke. Zulks liet veronderstellen dat de onderzoeker zéér ernstige elementen had vastgesteld. Elementen om de inhoud der minnelijke vaststelling minimaal te betwisten m.b.t. de identiteit van de schadeverwekker.
Genoemde derde van zijn kant wees echter elke betrokkenheid af wegens in het geheel niet van de zaak op de hoogte. Vervolgens kwam het dossier onze kant op.
Het voorbereidend onderzoek
Uit het dossier bleek een tijdsvenster binnen hetwelk de vastgestelde schade moest zijn ontstaan. Namelijk tussen een controle door een keuringsorganisme dat géén schade rapporteerde en het ogenblik waarop de lijnbeheerder de schade vaststelde. Verder bleek dat de betrokken derde in dat tijdsvenster géén werken op die site zou hebben uitgevoerd.
Eigen voorbereidend onderzoek leek in eerste instantie o.a. dit laatste te bevestigen, zonder dat i.d.v. evenwel harde bewijzen waren gevonden. Van zijn kant bleek de lijnbeheerder louter en alléén op aangeven van genoemd onderzoeker bij de derde te zijn terechtgekomen. Een welles-nietesspelletje dreigde.
Na grondige doorlichting van de derdes modus operandi kon in tweede instantie alsnog de hand worden gelegd op het harde bewijs dat die derde in het bewuste tijdsvenster niet op die site aanwezig was geweest, laat staan op die site én in dat tijdsvenster werken zou hebben uitgevoerd en schade zou hebben toegebracht.
Het tegensprekelijk onderzoek
Hieronder enkele beelden van de toestand op dat ogenblik. Er was op die site een bedrijvigheid vanjewelste met allerlei activiteiten en het aan- en afrijden van voer- en werktuigen allerhande en van diverse eigenaars, hetgeen meteen het aantal mogelijke kandidaat-schadeverwekkers fors leek te doen stijgen. Een definitieve herstelling was nog uit te voeren. Hoge kosten waren i.d.v. te verwachten. De lijnbeheerder zegde toe ons kantoor voortdurend en tijdig op de hoogte te houden opdat wij een en ander zouden kunnen volgen, onderzoeken en bespreken. Ter zake heeft de lijnbeheerder geen enkel bericht gestuurd.
Omtrent de vraag whodunit bleek uit de vergadering aanvankelijk dat genoemd tijdsvenster kon worden behouden als tijdspanne waarin de schade was ontstaan. Aangezien anderzijds door ons echter was vastgesteld dat de derde in dat tijdsvenster niet op die site aanwezig was geweest, kwam vast te staan dat die derde dan ook niet betrokken kon zijn in de zaak die zich in dat tijdsvenster had voorgedaan.
De vraag drong zich dan ook op met welke elementen site-uitbater en lijnbeheerder die derde in de zaak hadden menen te kunnen betrekken. In tegenstelling tot hetgeen mocht worden aangenomen, bleek dat er i.d.v. zelfs nog géén enkel onderzoek was uitgevoerd, integendeel. De site-uitbater bleek aan genoemd onderzoeker enkel te hebben gemeld dat ook de derde op de site werken had uitgevoerd, hetgeen voor die onderzoeker, zonder enig onderzoek, blijkbaar had volstaan om de lijnbeheerder meteen en zonder meer naar die derde te verwijzen, verwijzing waarop die lijnbeheerder ook zonder meer bleek te zijn ingegaan door die derde vervolgens meteen formeel en zonder enig voorbehoud, schriftelijk in gebreke te stellen.
In een eerste poging om de meubelen toch nog te redden begon de site-uitbater, nog tijdens de vergadering, in zijn archieven alsnog een onderzoek naar de aanwezigheid van de derde op de site. Daaruit kwam, niet onverwacht, bevestiging van hetgeen tijdens ons voorbereidend onderzoek onomstotelijk was komen vast te staan, nl. dat die derde inderdaad niet op de site aanwezig was geweest in het tijdsvenster.
De afwikkeling
Tijdens het verdere verloop van de zaak ondernam genoemd onderzoeker nog enkele pogingen om de derde toch verder in de zaak te blijven betrekken; tevergeefs evenwel. Alle andere mogelijke potentiële kandidaat-schadeverwekkers zijn daarbij zonder meer buiten beschouwing gelaten en de inhoud van de minnelijke vaststelling is volkomen genegeerd, waardoor is gepoogd die minnelijke vaststelling, nochtans hoeksteen in diverse sectorconventies, feitelijk onderuit te halen.
Zo trachtte die onderzoeker o.a. het tijdsvenster te vergroten of zelfs helemaal af te voeren, in eerste instantie voorhoudend dat het keuringsorganisme in het kader van zijn opdracht schade als de huidige, niet moest rapporteren hetgeen evenwel flagrant in strijd was met de ter zake geldende regels, en door in tweede instantie zelfs de integriteit van het organisme de facto in diskrediet te brengen door de kwaliteit van zijn vaststellingen in vraag te stellen.
Aangezien een reactie van de lijnbeheerder ogenschijnlijk uitbleef heeft ons kantoor uiteindelijk zelf gereageerd.
Finaal heeft géén enkele instantie naderhand nog enige officiële reactie gestuurd en is ons dossier, na verjaring, zonder verder gevolg afgesloten. Informeel was echter nog vernomen dat de zaak uiteindelijk bij de site-uitbater is gebleven op basis van de door hem ondertekende minnelijke vaststelling die dus inderdaad géén vodje papier bleek te zijn geweest.
Besluiten
- Een ondertekende papieren minnelijke vaststelling is géén vodje papier, evenmin als een digitale!
- Het ene onderzoek is het andere niet; vergelijking is dan ook vaak appels met peren vergelijken.